Onze tuin is ideaal en staat volop in bloei. We hebben vlinderstuiken, hortensia’s, dahlia’s, rozenstruiken, gaura’s en frambozenstruikjes. Gezellige buurtkatten hebben we ook. Ik ben dol op katten, maar niet op hun uitwerpselen. Want zeg nou zelf, yoghurt met verse framboosjes uit de tuin smaakt toch niet zo lekker als je weet dat er misschien een kat overheen heeft gepiest.
Steeds meer buren hebben een kat aangeschaft. Eerst zagen we alleen de katten van de buren naast ons, maar al snel kwamen er steeds meer. Zo komen er sinds een tijdje ook twee zwart/witte katten, een lapjeskat en een oranje kat. Gezellig, dacht ik in eerste instantie. Want elke keer dat ik thuiskwam werd ik enthousiast verwelkomd door een of meerdere katjes. Een van de katjes was de laatste tijd vrolijk aan het spelen met de vlinders bij onze vlinderstruik. Dat zag er schattig uit.
Toen ik met het mooie weer een boekje in de tuin aan het lezen was, vond ik het echter toch minder gezellig. Er kwam namelijk een erg onaangename geur voorbij. Ik probeerde het te negeren, maar hoe langer ik er zat hoe ondraaglijker het werd. Onze tuin was ondertussen het openbare kattentoilet van de hele buurt geworden. Zo kan het niet langer! Hier geen kattenpoep meer! Hoogste tijd dus om de toegang voor katten te blokkeren.
Vrijwel alle buren hadden hun poort al tot de grond toe afgetimmerd. (Vandaar dat al die katten bij ons kwamen.) Wij konden niet langer achterblijven. We hadden nog een houten balk en een paar bakstenen liggen. Hier dachten we de katten voorlopig wel even mee weg te houden. Dat vonden de katten niet zo leuk.
De volgende ochtend stonden ze jammerend achter het hek te wachten. Ze keken ons teleurgesteld aan. Toch lieten ze zich niet lang door de barricade weerhouden, want toen ik diezelfde middag thuiskwam van mijn werk zag ik alweer twee katjes in onze tuin. Ze hadden de bakstenen omgegooid. Eentje lag languit te genieten in de zon en de ander was weer enthousiast aan het spelen met de vlinders bij de vlinderstruik. Het was duidelijk dat ze zich niet zomaar lieten tegenhouden.
Ik aaide ze. ‘Ja, jullie zijn schattig, maar nee, ik wil jullie niet meer in onze tuin.’ Ik tilde ze op en zette ze buiten.
Het weekend erop gingen Stephan en ik naar de Intratuin en kwamen terug met heel veel nieuwe plantjes en zakken verse tuinaarde. De bakstenen hadden we ondertussen vervangen door een houten plank tegen de schuur. Het werd steeds moeilijker voor de katjes om toch binnen te kunnen komen. Dit ging de goede kant op!
Enthousiast zetten we de nieuwe plantjes in de grond. Stephan maaide het gras en gaf alle planten water. Alles stond er nog mooier bij dan voorheen. Tevreden ging ik met mijn boek in de tuin zitten. Eindelijk geurvrij van de zon genieten. Heerlijk! Maar al snel werd deze gedachte verstoord. Wat ruik ik? NEE! De strontvliegen op het gras bevestigden mijn vermoeden. TOCH GEEN KUNSTMEST OP HET GRAS!!!