Vandaag was ik voor de eerste keer weer in de stad nadat de winkels uit de lockdown zijn. Tijdens de lockdown was het mij online niet gelukt de juiste sneaker te vinden. Drie keer heb ik een paar besteld en drie keer heb ik ze weer teruggestuurd omdat de pasvorm niet goed was.
Het was drukker dan ik had verwacht. Vooral bij de Primark, Berska en H&M stonden mensen in lange rijen voor de winkel. Gelukkig hoefde ik niet bij een van deze winkels te zijn en was het in ‘mijn’ winkel rustig. Toch kreeg ik van de drukke winkelstraat een opgejaagd gevoel. Helemaal omdat ik doelgericht op pad ging en helemaal geen zin had in dat gezwendel en getreuzel.
Het zat niet mee. In plaats van de twee winkels die ik voor ogen had werden het er zes en nog steeds had ik geen geschikte sneaker gevonden. Tussendoor werd ik ook nog eens aangesproken door zo’n student die weer een of ander abonnement aan wilde smeren. Ik had hem beleefd gezegd dat ik liever door liep.
De moed zakte me steeds verder in de schoenen toen er aan het einde van mijn winkellatijn een vrouw voor me stond. Ze had een telefoon in haar hand. Waarschijnlijk was het haar houding (ik ben er klaar mee, maar ik ben nog niet klaar) die me aan haar verbond.
‘Kunt u me misschien de weg wijzen,’ vroeg ze op een zachte toon.
De student stond twee meter verderop en zal zich misschien hebben afgevraagd waarom deze vrouw wel iets aan mij mocht vragen.
De wanhopige blik kon ik natuurlijk niet negeren. Of ik de Wielakkerstraat kende. Daar had ik nog nooit van gehoord.
‘Welke winkel zoekt u?’
‘Nou, ik zoek geen winkel maar een woonhuis, vlak bij de Primark.’
‘Oh maar de Primark ken ik wel.’ Ik vertelde haar hoe ze moest lopen, maar haar blik bleef even vragend staan als voordat ik het had uitgelegd.
‘Wacht, ik geef me mijn man wel even’ en voordat ik het wist had ik haar man aan de lijn.
Hij klonk heel rustig en vriendelijk. Hij had het over een straatje naast de Primark.
Nadat ik de telefoon had teruggegeven en haar nogmaals de weg had uitgelegd zag ik nog steeds een groot vraagteken in haar ogen.
‘Ik loop wel even me u mee.
‘Ik heb al zo lang gezocht. Ik zit steeds verkeerd.’
‘De vraag is alleen moeten we het straatje aan de linker- of aan de rechterkant van de Primark hebben?’
Weer kreeg ik de man aan de lijn. Nog altijd even rustig verontschuldigde hij zich voor zijn eigenwijze vrouw. En ja, toen we goed keken zagen we rechts van de winkel heel hoog op de muur, verscholen achter een sierlijke ijzeren boog het juiste straatnaambordje.
De vrouw was heel erg blij. ‘Bedankt hoor! Nu vind ik het verder wel.’
Ik wenste haar succes! Ook al had ik geen nieuwe sneakers ik had wel een andere missie volbracht. Voldaan keerde ik huiswaarts.